MEVW gaat zich aansluiten bij de Geschillencommissie Auteurscontractenrecht

De Algemene Ledenvergadering MEVW heeft op 20 juni 2024 het besluit genomen om de brancheorganisatie collectief aan te sluiten bij de Geschillencommissie Auteurscontractenrecht.

Aansluiting bij deze geschillencommissie biedt makers en producenten een efficiënte en laagdrempelige procedure om tegen minder (advocaten) kosten problemen op te lossen zonder dat er een rechter aan te pas hoeft te komen. Het is geeft MEVW ook een positieve uitstraling, zowel richting makers als politiek en vormt een positieve inbreng in alle debatten over auteursrecht in al haar facetten.

Een geschillencommissie bestaat in de regel uit drie personen, de voorzitter die een voldoende juridische achtergrond heeft, een lid dat is voorgedragen door de makers en een lid dat is voorgedragen door de producenten/uitgevers. Een voordeel van de Geschillencommissie is dat er in ieder geval één persoon in zit die kennis van zaken heeft en die de kant van de uitgevers goed kent.

Wat betekent dit voor leden?

In het geval van een geschil tussen een auteur en een uitgever die lid is van MEVW, is de betreffende uitgever uitsluitend verplicht tot medewerking aan een bemiddeling door de Geschillencommissie. Mocht dat tot niks leiden, dan kunnen partijen daarna zelf beslissen of ze hun geschil willen voorleggen aan de Geschillencommissie, de zaak wensen te staken, danwel een normale juridische procedure willen starten bij de rechtbank.

Waarover kan de Geschillencommissie zich uitspreken?

De Geschillencommissie Auteurscontractenrecht mag zich slechts over een beperkt aantal onderdelen van het auteursrecht uitspreken, nl:

  • Een billijke vergoeding voor het werk van de maker (art 25c Auteurswet);

  • Een aanvullende billijke vergoeding, omdat het werk een bestseller is geworden of omdat de wijze van exploitatie van het werk bij het sluiten van de overeenkomst niet was voorzien (de zogenaamde bestsellerbepaling, art 25d AW);

  • De ontbinding van de overeenkomst, omdat er geen of onvoldoende exploitatie van het werk plaatsvindt (de zogenaamde non-usus bepaling, art 25e AW);

  • De onredelijk lange of onvoldoende bepaalde termijn van aanspraak op toekomstige werken van de maker (art 25f) AW;

  • De onredelijkheid van bepaalde algemene voorwaarden van het contract (art 25f AW);

  • De verplichting om als maker eens per jaar informatie te ontvangen over de exploitatie van het werk, met name wat betreft de exploitatiewijzen (de zogenaamde transparantieverplichting, art 25ca AW).